Burn-out en werken: ik ben toch onmisbaar?

Maar ik ben toch onmisbaar? Dit was de grootste lulkoek met nootjes die ik mezelf voorhield. Ik moest wel door, want anders haalde mijn team de deadlines niet en stelde ik iedereen teleur. Nu had ik het geluk dat ik vaak thuis kon werken en geen strikte 9-tot-5-werktijden aan hoefde te houden. Maar werkdagen op kantoor werden een hel! File, lawaai, te veel interactie, meetings die prima een e-mail hadden kunnen zijn, drukte, mensen. Ik was vaak om 15:00 uur helemaal kapot. Er ging een klein lampje knipperen toen mijn thuiswerkdagen vaker voorkwamen dan kantoordagen. En als ik dan een dag op kantoor had overleefd, ging ik linea recta naar bed om een paar uur in coma te raken en vervolgens de hele nacht wakker te liggen piekeren over de volgende dag. Herkenbaar?

Ik heb zo veel stress dat ik niet op vakantie kan

Die zomervakantie had mijn vluchtheuvel van de stress en workload moeten zijn. Maar niets was leuk of ontspannend. Alles leek onder stroom te staan: ik voelde continu spanning en vrees over wat me te wachten stond als ik weer terugkwam. Dit werd zo erg dat ik eigenlijk eerder naar huis wilde zodat ik weer aan het werk kon. Was ik gek aan het worden? Ja dus, want ik hield het na mijn vakantie nog anderhalve week vol. Tot ik in de auto naar werk een paniekaanval kreeg en mezelf meerdere keren per dag huilend op het toilet verschool, maakte ik toch maar een afspraak bij de huisarts. Misschien was ik wel in de overgang of zo? Of had ik verkeerd gelegen waardoor ik me zo rot voelde. Alles behalve overspannen zijn natuurlijk.

Je hebt je been gebroken, mazzelpik!

Mijn huisarts constateerde een burn-out en een goeie ook. De weken die volgden waren een mix van ongeloof, zenuwen en vooral boosheid, ik wilde niet ziek zijn, kón niet ziek zijn! Maar verstopt onder al die emoties zat ook iets van opluchting: ziek betekende rust. Ik vertelde hem het geheim wat ik al een tijd met me meedroeg, en dat was de wens voor een ongelukje. Niet zó ernstig, maar ernstig genoeg voor een gebroken been of zo, zodat ik legitiem ziek kon zijn. Ziek betekende rust.

Ik wilde rust, maar dan wel dat mensen konden zien dat ik het nodig had, dat het ‘mocht’. Mijn huisarts drukte me op het hart dat mijn gezondheid belangrijker was dan werk. ‘Er zijn banen genoeg, bedrijven genoeg, maar je hebt maar één lichaam en geest en daar moet je nu voor zorgen. Meld je ziek en wees ook ziek.’ Ondanks dit advies maakte ik me alsnog zorgen om mijn collega’s, om projecten en deadlines. Ziek zijn kwam eigenlijk niet uit en was ik wel ziek genoeg?

Het echte werk begon: op zoek naar psychische hulp

Ik gaf toe en brak. Het echte werk begon pas toen ik psychische hulp zocht. De eerste les was accepteren dat ik geen invloed op de snelheid van het herstelproces kon uitoefenen. Say what? Niemand kon zeggen hoe lang dit ging duren en dat vinden mensen niet fijn. Vooral mensen met deadlines niet. Maar dat was juist het ding: laat die controle los! Ik had al te lang geprobeerd alle touwtjes in handen te houden, het werd tijd om maar eens met de stroom mee te gaan.

Omdat ik periodiek mijn mail bleef checken en de bedrijfsarts wekelijks een gesprek wilde waar ik zenuwen en slapeloze nachten van kreeg, stelden mijn therapeute en huisarts een verklaring voor de bedrijfsarts op waarin stond dat er, ter bevordering van mijn herstel, tenminste drie maanden geen contact tussen mij en het bedrijf zou plaatsvinden. Wat een verademing, ik hoefde niet meer! Ik kon eindelijk aan mij denken en aan mijn gezondheid werken. En dat deed ik door helemaal, fucking niets te doen. Ik sliep, ik jankte, ik Netflixte Startrek in mijn hamster-onesie en ging naar therapie. Zonder die verwachting om binnen een bepaalde tijd weer beter te zijn, kon ik eindelijk beter worden.

Mijn burn-out maakte alles beter

Uiteindelijk duurde mijn herstel meer dan een jaar. En wat gebeurde er veel in die tijd: ik ontmantelde de trouwe metgezel van burn-outers: mijn verlammende perfectionisme. Ik ruimde enorm veel puin en leerde hoe ik beter met mijn emoties en gedachten om kon gaan. Het meeslepen van onverwerkte emotionele bagage door de jaren heen was een stressfactor die me alleen maar belemmerde. Ik kon eindelijk ‘mij’ zijn, in plaats van de persoon die ik als beschermingsmechanisme had gebruikt om door het leven te komen.

Dat harnas was veel te zwaar en beschermde me allang niet meer waar het in eerst instantie voor bedoeld was. En dat gaf vrijheid en verlichting! En toen ik ging reïntegreren bleek het werk wat in mijn ‘vorige leven’ zo belangrijk voor me was, niet langer bij me te passen. Om daar afscheid van te kunnen nemen was weer een proces an sich: je stelt je zo in om naar een bepaald punt terug te keren en dan blijkt dat punt niet langer te bestaan, dat had ik niet verwacht! Uiteindelijk werd die desillusie de aanzet om iets anders te doen, iets wat ik écht leuk vond in plaats van iets waar ik talent voor had maar geen hart voor voelde.

Mijn burn-out was de wake-upcall die ik nodig had om mijn kwaliteit van leven te verbeteren. Zie je burn-out als een kans en een start van iets nieuws, niet als een belemmering of het einde van iets!