Vijftien jaar geleden zat ik in een overvolle trein, natgeregend, met kringen onder mijn ogen en een wit gezicht. Op weg naar een dag hard werken, zoals het hoorde. Ik dacht dat volwassen zijn betekende: verplichtingen, verwachtingen en vooral niet zeuren. Het leven was een optelsom van moeten. Carrière maken, presteren, voldoen.

Van jongs af aan had ik geleerd dat dromen leuk waren, maar de realiteit belangrijker. Dat jezelf zijn prima was, zolang je maar niet te veel afweek. Dat je dingen moest doen die je niet leuk vond, want dat hoorde erbij. Dus sleepte ik mezelf voort, jaar na jaar, steeds een beetje vermoeider, steeds verder verwijderd van mezelf.

Tot mijn vriend Jip ziek werd.

De les van Jip

Jip had botkanker in zijn arm. Daarna in zijn longen. Hij verloor zijn haar, zijn arm, een deel van zijn lichaam. Maar nooit verloor hij zichzelf. Terwijl zijn lichaam steeds zwakker werd, werd zijn geest alleen maar sterker. Jip leefde intenser dan iemand die ik ooit had ontmoet.

Na een lange reis met zijn vader en broer, door West-Afrika in een camper, liet hij me foto’s zien. Overal waar hij kwam, bracht hij vreugde. Niet omdat hij geluk had, maar omdat hij besloot dat hij het geluk wás. Terwijl hij fysiek steeds minder had, voelde hij zich steeds rijker.

Het was alsof hij iedereen om hem heen wilde wakker schudden. Hoe kon het dat hij, met zijn aftakelende lichaam, zoveel lichter in het leven stond dan ik? Waarom voelde hij zich vrij, terwijl ik vastzat in een leven dat van buitenaf prima leek?
Jip geloofde niet in wachten. Niet in “later als het beter uitkomt.” Hij wist hoe dun de lijn was tussen leven en niet meer zijn. Hij wist dat je op een dag wakker wordt en er geen tijd meer is voor al die dingen die je nog wilde doen. Hij had geen behoefte om zich vast te klampen aan verwachtingen, want hij zag de illusie ervan.

Hij zei eens: “Mensen denken dat innerlijke vrede iets is wat je krijgt. Maar het is niet iets wat je krijgt. Het is iets wat je bént.”

Het op één na beste moment

Jip leerde me dat je op twee manieren kunt leven. In het donker, waar alles zwaar voelt en je altijd iets van buitenaf nodig hebt om gelukkig te zijn. Of in het licht, waar je niet wacht op vrede, maar het in jezelf vindt.

Op zijn afscheidsfeest zaten we met duizend mensen in twee zalen gepropt. We vouwden kraanvogeltjes en schoven die in het brievenbusje van zijn kist. “Sterf niet met me mee,” zei Jip via zijn afscheidsbrief aan iedereen in de zaal. “Maar doe er iets mee dat jij er nog bent.”

David en ik zegden onze banen op. Vier weken na Jips overlijden begonnen we met 365. Omdat het beste moment om te veranderen twintig jaar geleden was.
Maar het op één na beste moment is nu.