Over mijn grenzen gaan

In mijn leven kwam ik regelmatig mensen tegen die met een vrij hoge frequentie over mijn – mentale – grenzen gingen. Mijn ‘nee’ was niet iets dat aan de andere kant werd waargenomen. Dan zei ik bijvoorbeeld dat het me nu even niet lukte om af te spreken en dan, húp, deed zo iemand  alsof ik gewoon alle tijd had en duwde de afspraak door: ‘Ja maar, jeetje, dat lukt toch wel? Joh, jij doet zo moeilijk. Kan best.’ De retoriek wierp me van mijn stuk, waardoor ik toegaf en dan uitgeput of in tijdnood de rest van mijn week vervolgde. Erg: ik heb zelfs eens een longontsteking opgelopen, omdat iemand het zó ongezellig en stom vond als ik naar binnen ging – ik vond het buiten koud. Dan stemde ik toch maar toe om buiten te blijven, dat was echt typisch ik. Een nee was dikwijls een invitatie tot een ja.

Het gevolg was dat ik geïrriteerd raakte en in eerste instantie dichtsloeg – ik hoopte dan dat nonverbale communicatie vruchten af zou werpen. Als iemand écht een tijdje stelselmatig te ver ging, ontplofte ik. Maar dat duurde altijd vrij lang en je moest dan wel heel ver gaan. Mijn ontploffing had zo iemand dan niet zien aankomen (‘Je zei zelf dat het oké was!’), waardoor de schrik aan de andere kant groot was. Ik vond altijd dat het voor honderd procent aan de ander lag.

Mijn grenzen zijn mijn grenzen!

Soms verwaterde zo’n contact uiteindelijk. Of het klapte. Of niet, dan bleef ik met de persoon omgaan. En later kwam ik weer een soortgelijk type tegen, dit keer in een ander jasje. Hoe kwam het toch dat ik telkens met hetzelfde soort mensen ‘worstelde’?

And then it dawned on me: ik moest vooral de confrontatie aangaan met een overtuiging die ik me onbewust eigen had gemaakt. Dat anderen mijn grenzen niet hóefden te respecteren. Dat wat ik vond niet zo belangrijk was. Mede door een pestverleden kan ik me voorstellen dat die overtuiging er bij mij ingeslopen was.

Confrontatie aangaan met een ander

Ik vond nee zeggen en grenzen aangeven een moeilijk iets; wilde aardig gevonden worden en vooral geen ruzie. Ik was eerder geneigd om het gedrag van anderen te rationaliseren (‘Ja, maar ja, vanuit de optiek van die ander…’, enzovoort) dan dat ik duidelijk zei wat ik wilde of eventueel de confrontatie aanging. Liever ging ik stille verwijten maken naar degene. Veel makkelijker.

Trof mij dan totaal geen blaam? Nou: hoe moesten mensen mijn grenzen kennen als ik ze niet duidelijk aangaf en makkelijk omver te duwen was? Misschien dachten ze dat ik het allemaal wel prima vond zo. Ik kon het dus ook omdraaien. Zolang ik de vaardigheid niet had mijn grenzen aan te geven, zou ik mensen aantrekken die me daartoe aanspoorden. In plaats van me te ergeren, zou ik het dus ook kunnen opvatten als een uitdaging.

In dit geval kon ik er prima iets aan doen. Ik hoefde alleen maar ‘nee’ te leren zeggen. Niet dat ik dat makkelijk vond, maar anders zou dit blijven voortduren.

Zeg ‘ja’ tegen ‘nee’

In de afgelopen jaren ben ik flink veranderd. Ik heb meer door wat ik zelf wil, wat ik niet wil en hoe ik dit laatste op een duidelijke manier kan communiceren. Ik realiseer me meer dat je niet iedereen altijd blij kunt maken. Dus begon ik af en toe ‘nee’ te zeggen. En hoewel dat eerst oefenen was (omdat dan de ander het niet gewend was), werd het steeds makkelijker. Het heeft ervoor gezorgd dat sommige contacten zijn veranderd, sommige contacten zijn verwaterd en ik nieuwe mensen aantrok. Soms zeg ik nog steeds weleens ‘ja’, terwijl ik eigenlijk ‘nee’ voel. En soms doe ik ook weleens iets puur en alleen voor een ander. Maar: dan ben ik me er wel van bewust. Ik ben blij dat ik nu beter ‘ja’ kan zeggen tegen het woord ‘nee.’ Ik heb net nee gezegd tegen een kop koffie. Omdat ik dit ging schrijven. En dat ging uitstekend.

Wanneer heb jij voor het laatst ‘nee’ gezegd? Had je hier moeite mee? En wat voor een gevoel gaf het je? Leuk als je het deelt in de comments!