Geen feestnummer
Ik voelde me er ook altijd schuldig over. Dat ik geen feestnummer ben. De verdorde plant achter me, had op een feestje een nog net een iets vrolijker uitstraling dan ik. Op feestjes ben ik opeens van het wat-moet-ik-zeggen-en-waar-laat-ik-mijn-handen-type. Mijn taart at ik bij wijze van spreken het liefst op het toilet. Maar ja, dat staat ook weer zo typisch. Eén op één ben ik geweldig. Echt. Maar zet me neer bij een feestje en ik voel me awkward. Lange tijd dacht ik dat ik de enige was die dit had. Ik vond (en vind soms nog) dat ik me eroverheen moest zetten. Want: wie houdt er nou niet van feestjes? Dat is toch ráár? Dus: ik gaf mezelf een schop onder mijn kont. Hup, vooruit met de geit. Niet aanstellen, je doet het voor het feestvarken, enzovoort. Stond ik er weer. Een lach op mijn gezicht gebeitst. Als een half standbeeld. Met een vest met niet bestaande pluisjes. Opgelucht als ik weer in de auto onderweg naar huis zat.
Open kaart
Op een dag, besloot ik open kaart te spelen met een goede vriend van me. Omdat ik benieuwd was. Was ik heel abnormaal? ‘Weet je, ik houd eigenlijk helemaal niet van feestjes. Ik word er superongemakkelijk van. Als er iets te vieren is, doe ik dat veel liever één op één.’ Ik hield mijn hart vast, ik rekende op de wie-houdt-er-nou-niet-van-feestjes-argumentatie. Maar die kwam niet. De vriend ging naast me zitten op de bank: ‘Dat verbaast me niet van jou. Maar waarom heb je dat niet eerder gezegd, dat is toch helemaal prima? Wat moet jij je rot hebben gevoeld elke keer op die feestjes, dan.’ Eh… ja. Maar dat deed ik voor het feestvarken. Omdat het zo hoort. ‘Maar wat als ik zeg dat ik het ook prima vind om samen iets te doen? Leuk juist!’ Hij ging verzitten: ‘Weet je waar ík niet van houd? Shoppen.’ Ik slikte. Ik nam hem vaak op sleeptouw. En nu wist ik waarom hij er altijd zo zwijgzaam bij hing: hij vond er gewoon niks aan, maar zag er, net als ik, tegenop om het open te gooien. Want, redeneerde hij: samen shoppen is toch best leuk? ‘Dus je vindt mij niet abnormaal?’ vroeg ik. ‘Nee, vind je mij abnormaal?’ Nee, dat vond ik ook niet. We hielden gewoon van verschillende dingen. En het was fijn dat we nu rekening konden houden met elkaar.
Begripvolle vrienden
Even terugkomend op het onderonsje tijdens het feestje. Ik vertelde mijn gesprekspartner bovenstaande en hij reageerde opgelucht: ‘Heb ik nooit zo over nagedacht, dat kan natuurlijk ook, het gewoon zeggen.’ Ik vervolgde: ‘Ja, al mijn vrienden weten het nu. Ze zijn superrelaxed. Velen verbaasde het niet. Dan deden we toch gezellig één op één dingen samen? Ik ga nog steeds weleens naar een feestje, ik sta nu ook hier. Alleen al om mijn eigen overtuiging af en toe te proberen omver te werpen. En dan heb ik ook heus wel goede gesprekken, zoals nu.’ Ik vertelde dat vooral heel blij ben, met die begripvolle vrienden van me. Wat ik helemaal bijzonder vond, was dat veel van hen zelf ook met een ‘bekentenis’ kwamen. De openheid had een domino-effect. ‘Ja, mijn vrienden zijn echt supercool,’ besloot ik het gesprek, ‘misschien moet ik eens een feestje voor ze organiseren…’ Mijn gesprekspartner lachte hardop: ‘Precies. Want wie houdt er nu niet van feestjes?’